Inspecties en keuringen vanuit de NEN 1010

In de norm NEN 1010 staan de veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. Het Bouwbesluit geeft aan dat het ontwerp en de aanleg van een elektrische installatie moet voldoen aan de norm.

Door Ferdinand Pronk

Ook bestaande installaties verdienen aandacht. Een apart hoofdstuk (62) in de NEN 1010 besteedt hier aandacht aan. Vanuit de Arbowet moeten werkgevers zorgen dat hun medewerkers veilig kunnen werken. Veelal wordt in dat kader de NEN 3140 gebruikt om periodiek vast te stellen of de elektrische installatie veilig is. Daarnaast stellen verzekeraars vaak eisen aan de controle van de installaties.

Nieuwe installaties

Het Bouwbesluit schrijft voor dat nieuwe installaties voldoen aan de NEN 1010. Niet de hele NEN 1010 is via het Bouwbesluit voorgeschreven: hoofdstuk 61 over de inspectie van nieuwe installaties is bijvoorbeeld niet verplicht. Gebouweigenaren doen er echter goed aan zo’n inspectie bijvoorbeeld in het bestek wel te verlangen. Ook verzekeraars vragen er in het algemeen naar. Tijdens de inspectie wordt nagegaan of de installatie aan de eisen voldoet en dat blijkt geen vanzelfsprekendheid, want tijdens het ontwerp en de aanleg kan veel misgaan en dat gebeurt volgens onderzoek ook met regelmaat. De inspectie mag worden uitgevoerd door het bedrijf dat de installatie aanlegt. De slager die zijn eigen vlees keurt is echter berucht, dus het is te overwegen om een onafhankelijke inspecteur in te schakelen.

Inhoud van de NEN 1010-inspectie

In de NEN 1010 staat nauwkeurig omschreven uit welke onderdelen de inspectie van nieuwe installaties moet bestaan. In de eerste plaats is er een visuele controle, die in het algemeen wordt uitgevoerd als er geen spanning op de installatie staat. Daarbij wordt gecontroleerd of het aangesloten elektrisch materieel aan de productnormen voldoet en volgens de instructies van de fabrikant is gekozen en geïnstalleerd. Daarnaast wordt gekeken of andere veiligheidsaspecten in orde zijn, zoals bescherming tegen schokken en brandveiligheid. Ook wordt er gelet op het gebruik van de juiste leidingen, de beveiligings- en besturingsapparatuur, scheiders en schakelaars en de bescherming tegen factoren zoals vocht en hitte. Verder krijgen de aanduiding van leidingen, de deugdelijkheid van aansluitingen en de toegankelijkheid voor inspecties en onderhoud aandacht. Er wordt bovendien gekeken naar de aanwezigheid van informatie, zoals schema’s, tekeningen en waarschuwingsborden.

Metingen inspectie NEN 1010

Het tweede deel van de inspectie bestaat uit metingen. Er wordt onder meer onderzoek gedaan naar de uitvoering van beschermings- en aardleidingen, vereffeningsleidingen, de isolatieweerstand, een veilige scheiding van stroomketens, het automatisch uitschakelen van de voeding en de doorslagvastheid.

Rapport inspectie NEN 1010

De resultaten van de inspectie moeten in een rapport worden vastgelegd. Welke punten daarin aan de orde moeten komen, staat helder in de NEN 1010. Het levert een omvangrijk rapport op, variërend van zo’n tien A4-tjes voor een kleine installatie, tot complete boekwerken voor grote projecten. Eigenaren doen er goed aan zo’n rapport te vragen en goed te bewaren, want het vormt in het geval van brand en andere calamiteiten belangrijk bewijsmateriaal dat de installatie deugdelijk is uitgevoerd.

Bestaande installaties

In het algemeen moeten bestaande elektrische installaties worden geïnspecteerd. Dat geldt in het algemeen niet voor de installaties in woningen. De Vereniging Eigen Huis adviseert wel om de aarde- en aardlekschakelaar elke 10 jaar door een vakman te laten controleren. Ook krijgen woningeigenaren het advies om twee keer per jaar te testen of de aardlekschakelaar nog functioneert, bijvoorbeeld bij de start en het einde van de zomertijd. Verzekeraars kunnen overigens wel eisen dat regelmatig een inspectie plaatsvindt.

Woning APK

Een regelmatige controle van woningen zou geen overbodige luxe zijn. Tijdens steekproeven is duidelijk geworden dat de installaties in woningen vaak niet aan de veiligheidseisen voldoen. Zo werd in de stad Utrecht een pilot gehouden met een apk voor woningen. Van de gekeurde woningen bleek 59 procent niet aan de keuringseisen voor gas, water en elektra te voldoen. Het meest voorkomende elektrische probleem is dat de installatie niet goed is beschermd tegen aanraking, dat komt in 39 procent van de gevallen voor. Bij 74 procent van de gevonden elektrische gebreken gaat het om een installatiefout en bij 68 procent zijn doe-het-zelffouten de oorzaak. Dergelijke signalen waren aanvankelijk aanleiding om de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) 8025 op te stellen. Deze is inmiddels omgezet in een nationale norm, NEN 8025.

Bestaande installaties in bedrijven

De Arbowet stelt in artikel 3.4 eisen aan het veilig werken in bedrijfspanden: “Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is geborgd.” Werkgevers hebben de plicht om de arbeidsplaats periodiek te controleren. In veel gevallen gebeurt dat volgens NEN 3140. Dat is echter niet expliciet vastgelegd. Een werkgever mag ook op een andere manier aantonen dat aan de eisen wordt voldaan. Wanneer een installatie alleen maar gebruikt wordt door leken op een wijze die voor leken bedoeld is, is NEN 3140 niet van toepassing.

Inspecties zijn nuttig, om te voorkomen dat relatief kleine problemen tot ernstige consequenties leiden, zoals brand, elektrocutie en het stilvallen van een bedrijf. Problemen zijn bijvoorbeeld overbelasting van de installatie, vuil en vocht, defecte aardlekschakelaars of wandcontactdozen en losse contacten of kabels.

Volgens welke norm inspecteren?

Er is discussie welk type inspectie de voorkeur heeft. De bron van die discussie is een onderdeel van hoofdstuk 62 van de NEN 1010 over periodieke inspecties. Er wordt gesteld: ‘Aan de eisen van dit hoofdstuk wordt voldaan bij toepassing van bepaling 5.101 van NEN 3140:2011’. Sommigen lezen daarin de waarschuwing om vooral NEN 1010 niet te gebruiken bij periodieke inspecties, maar te kiezen voor NEN 3140. Anderen stellen dat bedoeld wordt dat je niet twee inspecties hoeft uit te voeren: kies je voor NEN 3140, dan kan de inspectie volgens hoofdstuk 62 van NEN 1010 achterwege blijven.

NEN 1010 & NEN 3140

Het verschil tussen beide typen inspecties is dat de focus bij de NEN 1010 op de installatie ligt, terwijl bij de NEN 3140 ook het gedrag van de gebruikers een rol speelt. Dat vraagt om een bredere en andere inspectie, waarbij de installatieverantwoordelijke moet bepalen welke onderdelen geïnspecteerd moeten worden. Als een bedrijf geen installatieverantwoordelijke heeft, neemt een inspectiebedrijf die rol soms over. En dat kan bij calamiteiten tot discussies over de aansprakelijkheid leiden en verstrekkende juridische en financiële consequenties hebben.

Omvang van de inspectie

Volgens NEN 3140 moeten elektrische installaties functioneren onder de omstandigheden waarvoor ze zijn ontworpen en voldoen aan de normen die golden tijdens de opzet en bouw van de installatie. Bovendien moeten gebreken en defecten worden opgespoord en vastgelegd. In hoeverre er gebreken zijn, blijkt tijdens een inspectie.

Installatieverantwoordelijke

Ingewikkeld aan de NEN 3140 is dat niet vastligt wat en hoe moet worden geïnspecteerd en gerapporteerd. Dat is compleet anders dan bij de NEN 1010 inspectie, waar dit uitputtend is beschreven. De NEN 3140 legt de verantwoordelijkheid om de invulling van de inspectie te bepalen bij de ‘installatieverantwoordelijke’. Deze wordt door het bedrijf aangewezen. Het aanstellen van een installatieverantwoordelijke is niet in alle gevallen verplicht: als alleen ‘leken’ de installatie gebruiken, is NEN 3140 niet van toepassing en kan het aanwijzen van een installatieverantwoordelijke achterwege blijven.

Arbobesluit

Volgens het Arbobesluit moet de eigenaar van een elektrische installatie beschikken over deskundig en voldoende onderricht personeel. Dat kan door het aanstellen van een installatieverantwoordelijke. Deze moet minstens beschikken over een middelbaar elektrotechnisch niveau. Dat kan hij of zij hebben verkregen door opleiding en/of ervaring. Het bedrijf moet schriftelijk vastleggen wie de installatieverantwoordelijke is, welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden de functionaris heeft en de middelen die hij of zij beschikbaar heeft.

Omvang van de inspectie

De installatieverantwoordelijke bepaalt hoe de inspecties worden uitgevoerd. Daarbij gaat het om vragen zoals: welke installaties of delen daarvan worden geïnspecteerd, welke inspecties worden uitgevoerd, hoe vaak gebeurt dat, volstaat een steekproef en met welke meetmethoden en meetinstrumenten vindt de inspectie plaats. De installatieverantwoordelijke legt ook vast hoe het inspectierapport moet worden uitgevoerd.

De invloed van de installatieverantwoordelijke maakt duidelijk dat ‘de NEN 3140-inspectie’ niet bestaat. Een inspectiebedrijf dat de werkzaamheden gaat uitvoeren, moet dus in een offerte nauwkeurig omschrijven wat er gaat gebeuren. De omvang van de inspectie hangt van veel factoren af, zoals het type installatie, het gebruik, de intensiteit van het gebruik, het type gebruikers en specifieke omstandigheden zoals explosiegevaar. Aan de uitvoering van het inspectierapport worden geen eisen gesteld. Wel dat minimaal de kwaliteit van de installatie goed onderbouwd moet worden vastgelegd, de ontwikkeling van de staat van onderhoud, de veranderingen op het gebied van veiligheid, zo nodig een reparatieadvies en een advies over de volgende inspectie.

PvE Veiligheidsinspecties

Veel bedrijven hebben geen installatieverantwoordelijke. Bijvoorbeeld omdat dit vanwege het type installatie niet nodig is, of omdat er is besloten deze activiteit uit te besteden. In dat laatste geval is het aan te bevelen dat de in te huren installatieverantwoordelijke van een ander bedrijf afkomstig is dan degene die de inspectie gaat uitvoeren. Dat bevordert de kwaliteit van de inspectie en de rapportage.

Bij bedrijven die geen installatieverantwoordelijke hebben, kan het Programma van Eisen (PvE) voor Veiligheidsinspecties een handig hulpmiddel zijn. Het is ontwikkeld op initiatief van de Vakgroep Beheer en Inspectie van Uneto-VNI. Het PvE bepaalt de grenzen en de inhoud van een inspectie. Daarnaast geeft het een eenduidige risicobeoordeling. Dit voorkomt discussies over de beoordeling van geconstateerde gebreken in het ontwerp, de aanleg of de fysieke toestand van de installatie. In het PvE staan modelformulieren voor visuele inspectie, metingen en beproevingen, ontwerpcontrole, classificatie van gebreken en een meldingsformulier voor gevaarlijke situaties.

Hoe vaak inspecteren?

Volgens de NEN 3140 moeten elektrische installaties en arbeidsmiddelen ‘met een passende regelmaat’ worden geïnspecteerd. De installatieverantwoordelijke moet de frequentie bepalen aan de hand van factoren zoals leeftijd en kwaliteit van de installatie, de omgeving waarin de installatie wordt gebruikt en de deskundigheid van de gebruikers. In de NEN 3140 is een overzichtelijk schema opgenomen om de frequentie mee te berekenen. De frequentie varieert van jaarlijks bij complexe installaties in een kwetsbare omgeving tot elke veertien jaar bij goed onderhouden eenvoudige installaties.

Wie mag inspecteren?

De NEN 3140 stelt eisen aan de persoon die de inspecties uitvoert. Dit moet een ‘Vakbekwaam Persoon’ zijn. Deze heeft voldoende kennis en ervaring op het gebied van elektrotechniek en inspecties. Als basis geldt minimaal de elektrotechnische vakopleiding op niveau 2. Bovendien moet deze persoon een aanvullende inspectiecursus hebben gevolgd. Een ‘Vakbekwaam Persoon’ is iets anders dan een ‘Voldoende Onderrichte Persoon’. Deze laatste mag namelijk alleen eenvoudige elektrotechnische werkzaamheden uitvoeren en dus geen inspecties.

Certificering

De meeste bedrijven die elektrotechnische installaties inspecteren zijn hiervoor gecertificeerd. Tot 1 januari 2018 waren de Criteria van Toezicht gangbaar, of een accreditatie van de Raad voor Accreditatie. De CvT regeling is op die datum vervallen. De inspectiebedrijven en hun brancheorganisaties hebben er namelijk voor gekozen de inspectie bij de SCIOS Certificatieregeling onder te brengen. Een belangrijk verschil is dat er nu in de audit een praktijktoets is opgenomen, waarbij de auditor een inspectie bijwoont. Dat gebeurt elke 18 maanden. Verder stelt de certificatieregeling eisen aan het kwaliteitsbeleid, de voorbereiding, uitvoering en registratie van inspecties, de opleidingen en de klachtenafhandeling. Aan de inspecteur worden kennis en bekwaamheidseisen gesteld, die zijn gebaseerd op de NEN 3140.

Classificatie van gebreken

Elektroraad heeft het initiatief genomen om de bij een inspectie geconstateerde gebreken eenduidiger te classificeren. Volgens het bedrijf zijn elektrotechnici uitstekend in staat om gebreken op te sporen, maar vinden ze het lastig om de ernst daarvan te wegen. Het systeem van Elektroraad helpt daarbij: het verdeelt gebreken in drie categorieën, op basis van de risico’s die ze opleveren. De methode kan zowel voor NEN 3140 als NEN 1010-inspecties worden gebruikt.

Herstelverklaring

Als de inspectie leidt tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden, moet de installateur een herstelverklaring afgeven. Daarmee kan de eigenaar van de installatie aantonen dat de elektrische installatie goedgekeurd en veilig is.

NTA 8220

Naast de NEN 1010 en de NEN 3140 is een ander document van belang, namelijk de NTA 8220. Deze ‘technische afspraak’ is gericht op het beoordelen van brandrisico’s met een elektrische oorzaak. De NTA kijkt breder dan de NEN 3140-inspectie. De beoordeling vindt plaats op basis van een risicoanalyse. De NTA 8220 is vanaf 1 januari 2018 de standaard om de brandveiligheid van elektrische installaties te controleren.

Aanverwante normen

Bedrijven hebben op het gebied van elektrische veiligheid vaak met meer normen te maken dan alleen de NEN 1010 en NEN 3140. Bijvoorbeeld in ziekenhuizen, of als brandbare of explosieve vloeistoffen of vaste stoffen worden verwerkt of opgeslagen. In dat laatste geval zal de ATEX-richtlijn van toepassing zijn, die een hogere beschermingsgraad en explosieveilige uitvoering van installaties vraagt dan gebruikelijk. Ook kunnen er gevolgen zijn voor onderhoud en inspecties.